Gedaan met laden. U bevindt zich op: Opcentiemen en aanvullende lokale belastingen Financiering

Opcentiemen en aanvullende lokale belastingen

Gemeenten kunnen bepaalde aanvullende belastingen heffen. De aanvullende belasting op de personenbelasting (APB) en de opcentiemen op de onroerende voorheffing (OOV) zijn de bekendste en leveren de meeste ontvangsten op, namelijk 4/5de van de fiscale opbrengsten van de gemeenten.​​​​​​

Aanvullende belasting op de personenbelasting

Gemeenten kunnen een aanvullende belasting vestigen op de basispersonenbelasting. Dat is een jaarlijkse belasting die de federale overheid heft op het inkomen van particulieren.

De gemeente berekent de aanvullende belasting door de bepaling van de aanslagvoet in de vorm van een percentage toe te passen op de basispersonenbelasting. Dit percentage mag maximaal 1 cijfer na de komma bevatten.

Het reglement waarin deze aanslagvoet wordt bepaald, treedt ten laatste op 31 januari van het aanslagjaar in werking. Het volstaat dan ook niet dat het reglement vóór 31 januari wordt gestemd, het moet ook ten laatste op 31 januari in werking treden. Gemeentelijke reglementen treden in werking op de vijfde dag na hun publicatie, tenzij het reglement dat anders bepaalt. Zo kan het reglement bijvoorbeeld bepalen dat het onmiddellijk op het moment van publicatie in werking treedt.

Gemeenten zijn niet verplicht om ieder jaar een nieuw reglement goed te keuren en kunnen ervoor kiezen om een reglement goed te keuren voor meerdere aanslagjaren.

De publicatie van het reglement wordt gemeld aan de toezichthoudende overheid via het Loket voor lokale besturen met vermelding van de MAR-code 7301. Gemeenten delen het tarief delen ook rechtstreeks mee aan de FOD Financiën.

De inning gebeurt door de federale overheid en wordt afgedragen aan de gemeente.

Opcentiemen op de onroerende voorheffing

De onroerende voorheffing is een gewestbelasting, gevestigd op het kadastraal inkomen van onroerende goederen: gronden, woningen, gebouwen en sommige bedrijfsuitrusting.

Gemeenten en provincies vestigen opcentiemen op de gewestelijke basisbelasting. Ze stellen het aantal te vestigen opcentiemen ten laatste op 31 januari van het aanslagjaar vast in een gemeentelijk reglement.

Gemeenten zijn niet verplicht om ieder jaar een nieuw reglement goed te keuren en kunnen ervoor kiezen om een reglement goed te keuren voor meerdere aanslagjaren.

De publicatie van het reglement wordt gemeld aan de toezichthoudende overheid via het Loket voor lokale besturen met vermelding van de MAR-code 7300. Gemeenten hoeven het reglement niet afzonderlijk op te sturen naar de Vlaamse Belastingdienst.

De inning gebeurt samen met de basisbelasting door de Vlaamse Belastingdienst, die het bedrag doorstort naar de provincies en de gemeenten.

Sommige onroerende goederen van de federale overheid of van internationale instellingen zijn vrijgesteld van onroerende voorheffing. Hierop kunnen de gemeenten dus ook geen opcentiemen vestigen. Daarom krijgen ze een compensatie van de federale overheid uit een krediet dat gekend is als “De dode hand”.

Bij het vaststellen van gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing kan de gemeenteraad vrijstellingen en verminderingen of een andere vorm van differentiëring met lagere tarieven bepalen mits naleving van de voorwaarden en procedures vastgelegd in het decreet over het lokaal bestuur en de Vlaamse Codex Fiscaliteit.