Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Persoonlijk inkomen Persoonlijk inkomen

Metadata: Persoonlijk inkomen

Bron

European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), Statbel, bewerking Statistiek Vlaanderen

Definities

Het persoonlijk inkomen is de vergoeding (in geld of natura) die een persoon die deel uitmaakt van de bevolking van 18 jaar en ouder gemiddeld ontvangt. Het kan 4 soorten inkomens omvatten:

  • Beroepsinkomen: de totale vergoeding (in geld of natura) die een werkende persoon (werknemer of zelfstandige/zaakvoerder) ontvangt voor de geleverde/verkochte professionele arbeid, goederen en diensten, in de hoofdactiviteit en nevenactiviteit(en) samen.
  • Werkloosheidsuitkering: de uitkering die uitkeringsgerechtigde werkzoekenden ontvangen tijdens een periode van werkloosheid.
  • Overheidspensioen: de som van het ouderdomspensioen en het overlevingspensioen dat gepensioneerde personen ontvangen.
  • Andere inkomens: de som van de uitkering voor arbeidsongeschiktheid, de uitkering voor ziekte en invaliditeit en de vergoeding die is verbonden aan studie of opleiding.

Het gaat hier om het ‘reëel netto persoonlijk inkomen’.

De term ‘reëel inkomen’ wijst erop dat rekening is gehouden met de inflatie en de bedragen uitgedrukt zijn in prijzen van het meest recente jaar, na indexering op basis van de consumptieprijsindex (CPI).

‘Netto inkomen’ houdt in dat de directe belastingen en bijdragen voor de sociale zekerheid in mindering zijn gebracht van het bruto inkomen.

Het persoonlijk inkomen wordt berekend voor de bevolking van 18 jaar en ouder. De som heeft geen betrekking op individuele personen. Een individu ontvangt doorgaans slechts één of enkele van de 4 inkomensbronnen tegelijkertijd. Het cijfer geeft een beeld van de gemiddelde inkomenssamenstelling van de totale bevolking van 18 jaar en ouder. Verschuivingen in inkomensstructuur binnen de totale bevolking worden op deze manier zichtbaar. Zo kan bijvoorbeeld het aandeel van pensioenen in het totale persoonlijk inkomen toenemen als gevolg van een toenemend aandeel pensioengerechtigden in de bevolking.

De jaartallen in de figuren en de tekst slaan op het jaar waarin de enquête werd afgenomen. Het netto persoonlijk inkomen wordt berekend op basis van het totale persoonlijke inkomen in het jaar voorafgaand aan de enquête. De cijfers van 2024 hebben dus eigenlijk betrekking op de huishoudinkomens van 2023.

Onderwijsniveau (voor personen van 18 jaar en ouder):

  • Laaggeschoold: personen zonder diploma of hoogstens een diploma lager secundair onderwijs.
  • Middengeschoold: personen met hoogstens een diploma hoger secundair onderwijs of met een diploma post-secundair niet-hoger onderwijs.
  • Hooggeschoold: personen met een diploma hoger of universitair onderwijs.

Opmerkingen bij de kwaliteit

De gegevens over het persoonlijk inkomen zijn schattingen gebaseerd op een enquête. Het gaat om de EU-SILC-survey naar inkomens en levensomstandigheden die als doel heeft om binnen de Europese Unie vergelijkbare statistieken over onder meer armoede en sociale uitsluiting op te stellen.

De uitvoering van de EU-SILC-survey is sinds 2004 bij Europese verordening verplicht voor alle landen. De EU-SILC wordt gecoördineerd door het Europese statistiekbureau Eurostat en voor België uitgevoerd door het Belgische statistiekbureau Statbel. Het betreft een enquête die wordt afgenomen bij een steekproef van private huishoudens uit het Rijksregister, waarbij de referentiepersoon van het huishouden (gezinshoofd) wordt geïnterviewd (face-to-face) en elk huishoudlid van 16 jaar en ouder.

Vanaf 2004 is de EU-SILC opgebouwd als een roterend panel. Dat betekent dat huishoudens verschillende jaren aan de steekproef deelnemen en elk jaar een deel van de huishoudens vervangen wordt door een nieuwe steekproef van huishoudens. Tot en met EU-SILC 2018 ging het om een 4 jaar roterend panel: huishoudens namen deel aan de enquête voor vier opeenvolgende jaren. In 2019 werd gestart met de uitbreiding van het panel naar 6 jaar. Er werd een nieuwe groep toegevoegd aan het panel, terwijl geen enkele groep het panel verliet. Voor SILC 2019 waren er dus 5 groepen. In 2020 werd dit opnieuw gedaan zodat het 6-jarige panel gerealiseerd werd. Omwille van deze overgang is de steekproef voor de jaren 2019 tot en met 2022 iets groter.

De responsgraad van de EU-SILC-survey in België bedraagt ongeveer 60%. In het Vlaamse Gewest werden in totaal in 2024 voor 3.000 huishoudens (6.700 personen) gegevens verzameld via de huishoud- en individuele vragenlijst.

Bij de interpretatie van de resultaten van de EU-SILC-survey moet rekening gehouden worden met een onzekerheidsmarge. Deze onzekerheidsmarge is groter naarmate de steekproef waarop de cijfers berekend worden, kleiner is. De in de figuur opgenomen onzekerheidsmarges zijn berekend door Statbel. Voor de jaren waar geen onzekerheidsmarges van Statbel beschikbaar zijn (2004 en 2005) gaat het om een schatting op basis van de onzekerheidsmarges in de andere jaren.

Daarnaast is het zo dat in surveyonderzoek bepaalde kwetsbare bevolkingsgroepen (zoals personen in collectieve huishoudens, personen zonder wettige verblijfsvergunning of dak- en thuislozen) niet of nauwelijks vertegenwoordigd zijn.

In 2019 werd de EU-SILC-survey ingrijpend vernieuwd en werd een aantal methodologische verbeteringen doorgevoerd. Er werd overgestapt naar het gebruik van administratieve gegevens voor de berekening van inkomens en de meeste inkomensvariabelen. Als gevolg daarvan werd de vragenlijst fundamenteel herzien. Vragen werden geherformuleerd en/of van plaats veranderd, er kwamen nieuwe vragen bij en bepaalde vragen werden geschrapt. Op methodologisch vlak werd het volledige model voor de correctie van non-respons, uitval van panelleden en kalibratie herzien. Sedert 2019 wordt bij de berekening van gewichten rekening gehouden met administratieve variabelen (meer specifiek het fiscale inkomen van huishoudens). Deze methodologische hervorming verhoogt de nauwkeurigheid van de schattingen en van de regionale resultaten. Door al deze wijzigingen is voorzichtigheid geboden bij het maken van vergelijkingen tussen de resultaten van de EU-SILC-survey voor en na 2019.

Tot slot dient nog opgemerkt te worden dat de Covid-19-pandemie vanaf maart 2020 een duidelijke impact had op de dataverzameling van de EU-SILC-survey van 2020 en 2021. Door de lockdownmaatregelen werd in 2020 het veldwerk tijdelijk onderbroken en werd een deel van de interviews afgenomen via de telefoon in plaats van face-to-face. In 2021 werden alle interviews afgenomen via de telefoon. Algemeen genomen konden door de uitzonderlijke omstandigheden bepaalde huishoudens gemakkelijker bereikt worden dan in andere jaren, andere huishoudens net moeilijker. Dat zorgde voor een zekere bias in de gerealiseerde steekproef waardoor voorzichtigheid geboden is bij de vergelijking van de resultaten van 2020 en 2021 met die van 2019 en vanaf 2022.

Naar de statistiek